Meer dan overwinnaars: Rom.8:31-39

10 minuten lezen

Inleiding

We zijn gekomen aan het eind van hoofdstuk 8. Hier vinden we de grote finale van wat Paulus tot nu toe heeft gezegd. Het hoogtepunt van zijn uitleg over onze rechtvaardiging door geloof. Vers 31 vat het vooraf samen: Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?

Dat God voor ons is, is gebleken uit alles wat Paulus vanaf hoofdstuk 3:21 heeft geschreven. Kan er dan toch nog iets of iemand tegen ons zijn? Is er iemand die ons succesvol kan aanklagen? Is er iemand die ons kan veroordelen? Is er iets of iemand die ons kan scheiden van Gods liefde?

Het zijn retorische vragen waarop Paulus maar één antwoord verwacht. Natuurlijk is er niemand die ons kan aanklagen of veroordelen. Natuurlijk is er niets wat ons kan scheiden van Gods liefde.

opbouw van deze studie

Ik zal in deze studie vers voor vers door het gedeelte gaan. We zullen de vragen een voor een zien en de toelichting die Paulus erop geeft. Meerdere keren maakt hij door zijn woordkeuze een koppeling naar het Oude Testament. Ook citeert hij uit Psalm 44. Hij trekt in vers 38 en 39 de overtuigende conclusie dat niets ons zal kunnen scheiden van de liefde van God.

Verzen 31 en 32: Wat zullen we over deze dingen zeggen?

31 Wat zullen wij dan over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
32 Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?

Vers 31: Wat moeten we verder nog zeggen?

Paulus verwijst met deze vraag terug naar zijn hele uitleg vanaf hoofdstuk 3:21. Uit al die hoofdstukken is gebleken dat God voor ons is. Hij heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard, door Zijn genade en de verlossing die er is in Christus Jezus (Romeinen 3:21-24). We hebben vrede met God door de Here Jezus Christus (Romeinen 5:1). Er is geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn (Romeinen 8:1). In Romeinen 8:29 en 30 heeft Paulus ten slotte laten zien dat het Gods voornemen is om ons niet alleen te roepen en te rechtvaardigen maar ook te verheerlijken.

Met goede reden roept hij nu uit: “Wat moeten we hier nog aan toevoegen?” Het is toch duidelijk dat God voor ons is? En wie zal het tegen God kunnen opnemen? Wie zal tegen ons zijn? Het enige juiste antwoord is: niemand.

Vers 32: God heeft Zijn eigen Zoon voor ons overgegeven

In vers 32 vat Paulus het evangelie krachtig samen en geeft daarmee het sterkst denkbare argument dat God voor ons is. God heeft Zijn eigen Zoon voor ons overgegeven. Als Hij het meest kostbare aan ons heeft gegeven, hoeven we niet te twijfelen over de andere dingen die Hij ons beloofd heeft.

Paulus gebruikt in zijn beschrijving van vers 32 woorden die bewust verwijzen naar Genesis 22. Daar zei God tegen Abraham, die bereid was geweest om Izak te offeren:

Genesis 22:16-18
16 Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de HEERE: Omdat u dit gedaan hebt en [Mij] uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt,
17 zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben.
18 En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.

Vers 32: Welke dingen schenkt God ons?

Hoe zal God ons, met Christus, niet alle dingen schenken? In de grondtekst staat “zal Hij ons dan met Hem niet het al schenken?” Paulus bedoelt hier in de eerste plaats de erfenis die hij eerder genoemd heeft in Romeinen 8:17. Daar staat dat we mede erfgenamen zijn met Christus. Paulus heeft in Romeinen 4:13 over Abraham gezegd dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn door de gerechtigheid van het geloof:

Romeinen 4:13
Want niet door de wet is de belofte aan Abraham of zijn nageslacht [gedaan] dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn, maar door de gerechtigheid van het geloof.

Straks en nu

God schenkt ons in de toekomst deze erfenis die beloofd is aan Abraham en zijn nageslacht. Maar ook nu zorgt Hij voor ons. We mogen het van Hem verwachten in alles wat we nodig hebben in dit leven. Zoals de Here Jezus ons belooft in de Bergrede:

Mattheus 6:33
Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen (eten, drinken en kleding) zullen u erbij gegeven worden.

Vers 33: Wie beschuldigt ons?


33 Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God [is het] Die rechtvaardigt.

Paulus stelt hier de eerste van drie vragen die beginnen met wie? Hij geeft geen antwoord maar wel een toelichting. Hij rekent erop dat wij het antwoord weten. Niemand zal met succes beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen. Waarom niet? Omdat God Zelf ons rechtvaardigt.

We zagen dat Paulus in vers 32 woorden gebruikte die ons in Genesis 22 brachten. Hier in vers 33 gebruikt hij woorden die doen denken aan Jesaja 50. Daar is de Knecht des Heeren aan het woord:

Jesaja 50:89a
8 Hij is nabij Die Mij rechtvaardigt. Wie zal met Mij een rechtszaak voeren? Laten wij samen opstaan! Wie heeft een rechtszaak tegen Mij? Laat hij tot Mij naderen!
9 Zie, de Heere HEERE helpt Mij. Wie is het die Mij schuldig verklaart?

Als we in Jesaja lezen over de Knecht des Heeren dan herkennen we daar de Here Jezus Christus in. Wij mogen weten dat God nabij is en ons, in Christus, rechtvaardigt.

Vers 34: Wie veroordeelt ons?


34 Wie [is het] die verdoemt (wie zal veroordelen NBG51)? Christus [is het] Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechter[hand] van God is, Die ook voor ons pleit.

De tweede vraag is: Wie zal ons veroordelen? Ook hier is het goede antwoord: niemand. Omdat Christus door Zijn dood en opstanding voor ons het oordeel heeft gedragen. Bovendien zit Hij nu aan de rechterhand van God en pleit Hij voor ons. We moeten ons realiseren dat Christus Degene is die de wereld zal oordelen. In Johannes 5:22 staat:

Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven,

Maar als we geloven dan geldt voor ons dat Christus onze Redder is, niet onze rechter. In Johannes 5:24 staat dat wie gelooft, het eeuwige leven heeft en niet in het oordeel komt.

Vers 35-37: Wie kan ons scheiden van de liefde van Christus?


35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard?
36 Zoals geschreven staat: Want omwille van U worden wij de hele dag gedood, wij worden beschouwd als slachtschapen.
37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad.

De derde vraag is: Wie kan ons scheiden van de liefde van Christus? Paulus geeft een opsomming van beproevingen waarmee we als christen te maken kunnen krijgen. Dit zijn verschrikkingen die mensen ons aan kunnen doen omdat we geloven.

Paulus weet waarover hij spreekt. Aan de Korinthiërs schrijft hij:

1 Korinthe 4:9 en 11
9 Want ik denk dat God ons, de laatste apostelen, heeft tentoongesteld als [mensen] die ter dood veroordeeld zijn. Wij zijn immers een schouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen.
[…..]
11 Tot op dit moment lijden wij én honger én dorst, én zijn wij naakt, én worden wij met vuisten geslagen, én hebben wij geen vaste woonplaats,

En in hoofdstuk 15 van dezelfde brief schrijft hij: waarom lopen wij [dan] elk uur gevaar? Ik sterf elke dag (1 Korinthe 15:30-31). En in de tweede Korinthebrief zegt Paulus dat wij het sterven van de Heere Jezus altijd in het lichaam meedragen. En dat: “wij die leven, voortdurend aan de dood worden overgegeven om Jezus’ wil, opdat ook het leven van Jezus openbaar wordt in ons sterfelijk vlees.” (2 Korinthe 4:7-11)

Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars zegt Paulus in vers 37. Verdrukking scheidt ons niet van de liefde van Christus, maar brengt ons dichter bij Hem.

Vers 36: Zoals geschreven staat

In vers 36 voegt Paulus een citaat toe uit Psalm 44. Waarom haalt hij deze indrukwekkende Psalm aan? Uit deze Psalm blijkt dat ook onder het oude verbond de rechtvaardige te maken kreeg met verdrukking en vervolging. Wat christenen meemaken is niet nieuw. De Psalm eindigt met de woorden: Verlos ons omwille van Uw goedertierenheid.

Verzen 38 en 39: Niets kan ons scheiden van de liefde van God


38 Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen,
39 noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.

Paulus komt tot de conclusie dat niets ons kan scheiden van de liefde van God. Hij noemt tot slot alle denkbare elementen die invloed hebben in ons leven. Geen van deze dingen kunnen zorgen voor scheiding:

  • Dood net zo min als leven: hiermee sluit Paulus aan op de vorige verzen. Het zwaard kan een einde aan ons leven maken maar daarmee scheidt het ons niet van God. Paulus noemt het sterven zelfs winst in Filippenzen 1:21.
  • En ook engelen, overheden en krachten niet: Engelen of kwade geestelijke machten kunnen ons niet scheiden van de liefde van God. Deze machten en de overheden die erdoor beheerst worden, zijn al verslagen. Christus is ver boven deze overheden en heerschappijen gezet nadat Hij uit de doden opgewekt werd (Efeze 1:21).
  • Heden niet en toekomst niet: Tijd speelt in ons leven een grote rol. Maar niets wat ons nu of in de toekomst overkomt, kan ons scheiden van de liefde van God.
  • Hoogte net zo min als diepte: Afstand of plaats heeft geen invloed op Gods liefde voor ons. God is overal en is bij ons, waar wij ook zijn (Psalm 139:1-10).
  • Noch enig ander schepsel: Voor als we nog iets zouden kunnen bedenken, voegt Paulus toe dat geen enkel ander schepsel ons kan scheiden van Gods liefde voor ons. Alles wat ons leven beïnvloedt, hoort bij de geschapen wereld. Maar God is de Schepper en staat boven dit alles.

Tot slot

Deze studie behandelde de laatste verzen van hoofdstuk 8. Hiermee sluiten we een belangrijk gedeelte van de Romeinenbrief af. We weten nu dat we gerechtvaardigd zijn uit genade en door geloof. We zijn ervan verzekerd dat we geroepen zijn en van tevoren bestemd om op de Here Jezus te gaan lijken. We zijn kinderen van God en zullen in de toekomst tot zonen gesteld worden. Dat betekent dat we mede erfgenamen met Christus zullen zijn en met Hem verheerlijkt worden. Niets en niemand kan ons scheiden van de liefde van God in Christus Jezus. Wat ons in deze tegenwoordige tijd ook overkomt.

De hoofdstukken 9 tot en met 11 vormen een nieuwe eenheid. Maar we kunnen ze toch niet losmaken van het eerste deel van de brief. Alles wat de gelovigen toekomt volgens Paulus was eerst aan Israël beloofd. Waarom zijn deze beloften nu vooral bij de gelovigen uit de heidenen terecht gekomen? Wat is dan nog het voorrecht van de Joden? En is God trouw aan Zijn beloften, hoewel Israël ontrouw is? Deze vragen gaat Paulus beantwoorden in de komende drie hoofdstukken.

Door de vakantie zit er wat meer tijd tussen het plaatsen van mijn blogs.

Als je nog een keer alle studies over hoofdstuk 8 wilt lezen:
Het leven door de Geest (1): Rom.8:1-4
Het leven door de Geest (2): Rom.8:5-11
Het leven door de Geest (3): Rom.8:12-17
De eerstelingen van de Geest (1): Rom.8:18-25
De eerstelingen van de Geest (2): Rom.8:26-30

Alle studies van Romeinen die online staan: Blog Romeinenbrief

Wil je een mail krijgen als er een nieuwe blog online komt, zoek dan de knop “volgen” en vul je e-mail adres in. Lees je dit op een computer, dan staat de knop bovenaan. Lees je op een tablet of telefoon dan staat de knop onderaan.

Subscribe
Abonneren op
guest

4 Reacties
oudste
nieuwste
Inline Feedbacks
View all comments
Doortje
Doortje
9 maanden geleden

Wat heb je het weer helder uiteen gezet! En mooi de verwijzingen naar het Oude Testament. Dankjewel!!

Anja Bezemer
Anja Bezemer
9 maanden geleden

Prachtig Jolande, ik ga het zeker nog een keer lezen. Zo fijn dat je alles nog eens terug kan lezen…dankjewel

aritha
8 maanden geleden

Heel erg bedankt. wat een mooie (en troostende) wetenschap voor alle seizoenen van ons leven hè/

4
0
Ben benieuwd naar jouw mening, reageer gerust!x