Inleiding
We zijn gekomen aan het eind van hoofdstuk 8. Hier vinden we de grote finale van wat Paulus tot nu toe heeft gezegd. Het hoogtepunt van zijn uitleg over onze rechtvaardiging door geloof. Vers 31 vat het vooraf samen: Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
Dat God voor ons is, is gebleken uit alles wat Paulus vanaf hoofdstuk 3:21 heeft geschreven. Kan er dan toch nog iets of iemand tegen ons zijn? Is er iemand die ons succesvol kan aanklagen? Is er iemand die ons kan veroordelen? Is er iets of iemand die ons kan scheiden van Gods liefde?
Het zijn retorische vragen waarop Paulus maar één antwoord verwacht. Natuurlijk is er niemand die ons kan aanklagen of veroordelen. Natuurlijk is er niets wat ons kan scheiden van Gods liefde.