Inleiding
In de vorige studie zagen we dat Israël bleef proberen om door de wet gerechtvaardigd te worden. In hoofdstuk 10 heeft Paulus uitgelegd dat ze in plaats daarvan in geloof de Naam van de Here Jezus hadden moeten aanroepen. Ze kunnen niet zeggen dat ze het evangelie niet gehoord hebben (Romeinen 10:13-17). Ook niet dat het evangelie te moeilijk was (Romeinen 10:19-20). God heeft Zich altijd liefdevol uitgestrekt naar het volk. Maar een groot deel van Israël heeft in hun ongehoorzaamheid het evangelie afgewezen. Paulus sloot af met een citaat uit Jesaja:
Romeinen 10:21
Met het oog op Israël zegt Hij echter: Heel de dag heb Ik Mijn handen uitgebreid naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk.
Jesaja had al aangekondigd dat God gevonden zou worden door een “ander volk” (Romeinen 10:20). Heidenen die wel gehoor zouden geven aan het evangelie. Dat brengt Paulus op het onderwerp van hoofdstuk 11. Als er een “ander volk” is dat de Heer wel aangenomen heeft, betekent het dat God Zijn volk definitief heeft verstoten? Gelukkig is het antwoord daarop: Nee, volstrekt niet!