Inleiding
Is Gods belofte aan Israël vervallen nu de gerechtigheid bij de heidenen is terechtgekomen? Dat is de vraag die Paulus stelt en beantwoordt in Romeinen 9, 10 en 11. In de vorige drie studies over hoofdstuk 9 zagen we dat Paulus de geschiedenis van Israël behandelde. Hij toont aan dat niet alle nakomelingen van Jakob automatisch ook Israël zijn. Romeinen 9:7-29 laat ons twee belangrijke principes zien in de geschiedenis van Israël. Ten eerste dat God altijd moest kiezen door wie Hij de belofte doorgaf. Zo koos Hij Izak en niet Ismaël, Jakob en niet Ezau. En ten tweede dat er altijd een overblijfsel is geweest van Israëlieten die God dienden. Zie de inleidende studie over deze hoofdstukken: Inleiding op de hoofdstukken 9, 10 en 11
Nu laat Paulus de geschiedenis rusten en kijkt naar het heden. Hoe komt het dat de belofte die aan Israël was gedaan, vooral bij de heidenen terecht is gekomen?
opbouw van deze studie
We kijken eerst naar de laatste vier verzen van Romeinen 9. Ze zijn niet alleen een afsluiting van hoofdstuk 9 maar vormen ook de inleiding van hoofdstuk 10. Paulus gebruikt maar liefst elf keer het woord “gerechtigheid” in 9:30 tot 10:21. Het thema is dus rechtvaardiging. Hoe komt het dat de Joden de rechtvaardiging gemist hebben, terwijl ze het ijverig zochten. Terwijl de heidenen het vonden, hoewel ze het niet zochten?
Dan zien we in hoofdstuk 10 hoe Paulus dit verder uitwerkt. In vers 1 laat hij opnieuw merken hoezeer hij wenst dat Israël zalig wordt. In de verzen 2, 3 en 4 legt hij uit dat zij blijven proberen om een eigen gerechtigheid tot stand te brengen door de wet te houden. Ze onderwerpen zich niet aan de gerechtigheid van God.
Lees meer