Inleiding
In deze studie gaan we kijken naar de eerste zes verzen van hoofdstuk 7. Dat hier een nieuw hoofdstuk begint is jammer omdat deze verzen nog horen bij het antwoord op de vraag die Paulus in Romeinen 6:15 stelde. Aan de andere kant is het te begrijpen omdat vanaf deze verzen de toelichting over de wet begint. En in heel hoofdstuk 7 staat de wet centraal.
Zo vormen deze verzen een verbinding tussen hoofdstuk 6 waar het ging over de zonde en hoofdstuk 7, waar het gaat over de wet.
Wat was de vraag ook al weer?
In Romeinen 6:15 vroeg Paulus of we kunnen blijven zondigen omdat we niet onder de wet zijn maar onder de genade. In de vorige studie zagen we zijn antwoord daarop. Als slaaf van de zonde krijg je het loon van de zonde: de dood. Maar als je gehoorzaam bent en de gerechtigheid dient, draag je vrucht en krijg je het eeuwige leven. Als we geloven, zijn we vrijgemaakt van de zonde en dienstbaar gemaakt aan de gerechtigheid (Romeinen 6:17-18).
In Romeinen 7:1-6 voegt hij uitleg toe over de wet. Hij toont aan dat de wet zelf illustreert dat we niet meer onder de wet zijn. De wet heeft alleen maar zeggenschap over de levenden. Wij zijn samen met Christus gedood voor de wet en dus niet langer onder de wet. En juist omdat we niet meer onder de wet zijn, kunnen we ons verbinden aan een nieuwe Meester en kunnen we vrucht dragen voor God.