Inleiding
In Romeinen 13 staat opnieuw de liefde centraal. Paulus riep in hoofdstuk 12 al op tot oprechte, ongeveinsde liefde. Broederlijke liefde voor elkaar, het goede doen voor iedereen, zelfs voor vijanden en kwaad overwinnen met goed. Nu benadrukt hij liefde voor de naaste. Voor Paulus is liefde geen gevoel of warme emotie, maar een bewuste keuze om op een bepaalde manier te handelen. Het betekent het beste zoeken voor de ander. Liefde in de Bijbel is actief en zelfopofferend: goed doen en vermijden wat schadelijk is.
Opbouw van dit gedeelte
In de verzen 8-10 benadrukt Paulus het belang van de liefde en hoe liefde de vervulling is van de wet. Vanaf vers 11 schrijft hij over de noodzaak om deze oproep tot liefhebben serieus te nemen vanwege de tijd waarin we leven.
Romeinen 13:8-10: De liefde doet de naaste geen kwaad
8 Wees niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld.
9 Want dit: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis geven, u zult niet begeren, en welk ander gebod er ook is, wordt in dit woord samengevat, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.
10 De liefde doet de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de wet.
Wees niemand iets schuldig?
Als Paulus zegt “wees niemand iets schuldig” bedoelt hij niet dat we nooit geld mogen lenen. Hij bedoelt dat we geen schuld open mogen laten staan. We moeten aan onze verplichtingen tegenover de ander voldoen. Dat heeft hij immers ook in vers 7 gezegd over belasting betalen en tol. Maar er is een schuld die altijd open staat en dat is de ander liefhebben. Daarvan kunnen we niet zeggen, nu is het wel voldoende, nu mag ik stoppen met liefhebben.
Liefde is de vervulling van de wet
Dan noemt Paulus een aantal wetten uit de tien geboden. Het zijn de geboden waar de naaste centraal staat. Als we lief hebben, dan zullen we niet doden of stelen of onze man of vrouw bedriegen. Wie leeft vanuit de liefde, heeft de wet vervuld. Hij citeert hier een vers uit Leviticus:
Leviticus 19:18
U mag geen wraak nemen of een wrok koesteren tegen uw volksgenoten, maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de HEERE.
De Here Jezus Zelf heeft geleerd dat liefhebben van God en van de naaste de samenvatting is van de wet. Als een wetgeleerde aan Hem vraagt wat het belangrijkste gebod is in de wet zegt Hij:
Mattheüs 22:36-40
36 Meester, wat is het grote gebod in de wet?
37 Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.
38 Dit is het eerste en het grote gebod.
39 En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.
40 Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.
Het eerste gedeelte van Jezus’ antwoord: “U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand” komt uit Deuteronomium 6:5. In Deuteronomium 5 heeft Mozes de tien geboden herhaald die de Heere hen, veertig jaar eerder, bij de Sinaï had gegeven. In de eerste vier geboden staat het liefhebben van God centraal. U zult geen andere goden dienen, geen afbeelding van God maken, Zijn Naam niet ijdel gebruiken en rusten op de zevende dag zoals God gerust heeft op de zevende dag. Het vijfde gebod is “eer uw vader en uw moeder”. De overige geboden zijn gericht op de naaste en worden soms de “tweede tafel” genoemd. Omdat de tien geboden op twee stenen tafelen zijn gegraveerd.
Het eerste, grote, gebod is dus dat we God liefhebben met heel ons wezen (samenvatting van de eerste tafel). Het tweede gebod is het liefhebben van onze naaste als onszelf (samenvatting van de tweede tafel). De vraag naar het grootste gebod vinden we ook in Markus 12:28-34 en Lukas 10:25-28.
Nog vaker Leviticus 19:18 geciteerd
Paulus haalt in Romeinen 13:9, net zoals de Here Jezus in de Evangeliën, Leviticus 19:18 aan. Maar dit vers wordt nog vaker aangehaald in het Nieuwe Testament. De Here Jezus gebruikt het ook in Zijn gesprek met de rijke jongeling, als hij vraagt welke geboden hij in acht moet nemen:
Mattheüs 19:18 en 19
18 Hij [de jongeling] zei tegen Hem: Welke? Jezus zei: U zult niet doden; u zult geen overspel plegen; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen;
19 eer uw vader en moeder; en: u zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Net zoals in Romeinen 13 wordt de uitspraak hier gecombineerd met een aantal van de tien geboden. De Here Jezus noemt hier ook het vijfde gebod: eer uw vader en moeder.
In de Galatenbrief spreekt Paulus tot de Galaten dat ze geroepen zijn tot vrijheid, alleen niet de vrijheid om naar het vlees te leven maar elkaar te dienen in liefde:
Galaten 5:13b-14
13b [……] maar dien elkaar door de liefde.
14 Want de hele wet wordt in één woord vervuld, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Tenslotte haalt ook Jakobus in zijn brief het vers uit Leviticus 19 aan en noemt dit de koninklijke wet:
Jakobus 2:8
Als u echter de koninklijke wet volbrengt, volgens de Schrift: U zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan handelt u goed.
Moeten we eerst onszelf liefhebben?
Ik wil nog een misverstand uit de weg ruimen. “Uw naaste liefhebben als uzelf” betekent niet, dat we eerst onszelf moeten liefhebben vóórdat we onze naaste kunnen liefhebben. De opdracht is niet onszelf liefhebben, maar de ander. De Bijbel leert dat de mens zichzelf van nature liefheeft en voor zichzelf zorgt.
Romeinen 13:11-14: Tijd om u met Christus te bekleden
11 En dit te meer, omdat wij het beslissende tijdstip kennen, namelijk dat de tijd reeds is aangebroken dat wij uit de slaap ontwaken. Want nu is de zaligheid dichter bij ons dan toen wij tot geloof kwamen.
12 De nacht is ver gevorderd en de dag is nabijgekomen. Laten wij dus de werken van de duisternis afleggen en de wapens van het licht aandoen.
13 Laten wij, als op klaarlichte dag, op een gepaste wijze wandelen, niet in zwelgpartijen en dronkenschappen, niet in slaapkamers en losbandigheden, niet in ruzie en afgunst.
14 Maar bekleed u met de Heere Jezus Christus, en verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken.
Vers 11: De tijd is aangebroken
Wij weten dat de tijd van Jezus’ terugkomst en de dag van Zijn oordeel eraan komt. Paulus gebruikt hier voor tijdstip het woord kairos en niet het woord chronos. Chronos verwijst naar lineaire, meetbare tijd. De opeenvolging van seconden, minuten, dagen en jaren. Dit is de tijd zoals wij die in kalenders en klokken meten. Kairos daarentegen verwijst naar het juiste moment, een goddelijk of betekenisvol moment. Het is kwalitatieve tijd, een tijdstip waarin iets bijzonders of beslissends gebeurt, vaak in relatie tot Gods plan. Omdat we weten dat dat speciale tijdstip nabij is, roept Paulus ons op om wakker te zijn. De zaligheid komt elke dag dichterbij. Ook voor de gelovigen die de wederkomst niet meemaken omdat ze vóór die tijd sterven.
Vers 12: Nacht en duisternis tegenover dag en licht
Paulus gebruikt nacht en dag als beeldspraak voor respectievelijk het oude, zondige leven en het nieuwe leven in Christus. In Romeinen 13:12 is “nacht” een metafoor voor een leven in zonde en morele duisternis, terwijl “dag” verwijst naar de komst van Christus en het leven in gerechtigheid. De oproep om de “werken van de duisternis” af te leggen en de “wapens van het licht” aan te doen, versterkt deze beeldspraak: Paulus roept ons op tot een bewuste keuze om een godvruchtig leven te leiden (zie ook Romeinen 12:1).
Vers 13: Op gepaste wijze wandelen
Ook in vers 13 gebruikt Paulus contrasten die typisch bij nacht en dag horen. Dronkenschap, zwelgpartijen en slaapkamers zijn nachtelijke activiteiten. Zondige werken die gewoonlijk in het duister gedaan worden. Maar wij zouden op gepaste wijze, wandelen: overdag omdat ons leven open en eerlijk is en het daglicht kan verdragen.
In de eerste Thessalonicenzenbrief gebruikt Paulus dezelfde symboliek:
1 Thessalonicenzen 5:6-8
5 Laten wij dan niet, evenals de anderen, slapen, maar laten wij waakzaam en nuchter zijn.
7 Want zij die slapen, slapen ‘s nachts en zij die dronken zijn, zijn ‘s nachts dronken.
8 Maar laten wij, die van de dag zijn, nuchter zijn, bekleed met het borstharnas van geloof en liefde, en met de hoop op de zaligheid als helm.
Net zoals in 1 Thessalonicenzen gebruikt Paulus in Romeinen 13:12 een oorlogsmetafoor: “Laten we de wapens van het licht aandoen”. De oproep om een wapenrusting aan te trekken kennen we ook uit Efeze 6:11-17.
Vers 14: Duistere werken afleggen en Christus aandoen
In vers 14 roept Paulus ons op om ons te bekleden met de Here Jezus Christus. Hij gebruikt vaker de uitdrukkingen “afleggen” en “aandoen”. De oude mens en zijn werken moeten worden afgelegd, de nieuwe mens, naar het beeld van Christus, aangedaan.
Efeze 4:22-24
22 dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten,
23 en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken,
24 en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.Kolossenzen 3:8-10
8 Maar nu, legt ook u dit alles af, namelijk toorn, woede, slechtheid, laster, en schandelijke taal uit uw mond.
9 Lieg niet tegen elkaar, aangezien u de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt,
10 en de nieuwe mens aangetrokken hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft.Galaten 3:27
Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed.
Vers 14b: Verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken?
Wat betekent het laatste stukje van vers 14? Dit moeten we niet slechts opvatten als een waarschuwing om geen uitdagende kleding te dragen. Als Paulus het woord “vlees” gebruikt, bedoelt hij meer dan alleen seksuele immoraliteit. Hij bedoelt al ons streven om menselijke verlangens te vervullen en te krijgen wat we willen. Onze verlangens worden zondig als we ze boven alles dienen en bereid zijn anderen te schaden om ze te bevredigen. In plaats daarvan mogen we, zoals Jezus deed, anderen op de eerste plaats zetten en erop vertrouwen dat God in alles wat we nodig hebben, zal voorzien.
Tot slot
Romeinen 13 begon met een aansporing om je te onderwerpen aan het gezag van de overheid. In de verzen 8 tot en met 14 die we in deze studie bekeken hebben, stond de liefde tot alle mensen centraal. De liefde is de vervulling van de wet. En gezien de voortgang van Gods plan en de tijd die aanstaande is, is het tijd om wakker te worden. Om in het licht te wandelen en ons te bekleden met de Here Jezus Christus.
Volgende keer beginnen we met hoofdstuk 14. Daar gaat Paulus uitleggen hoe we om moeten gaan met verschillen binnen de gemeente, het lichaam van Christus.
Heb je een vraag of opmerking over deze studie? Voel je vrij om hieronder te reageren.
Wil je een e-mail krijgen als ik een nieuwe studie heb geplaatst, meld je dan aan via de knop volgen.
Alle studies over de Romeinenbrief zijn hier te vinden: Blog Romeinenbrief