Inleiding
Paulus stelt twee vragen in hoofdstuk 11. In de vorige studie (Beloften voor Israël: Rom.11:1-10) hebben we naar de eerste vraag gekeken. Heeft God Zijn volk verstoten? Nee, was het antwoord. Paulus is immers zelf een Israëliet. En er is altijd een gelovig overblijfsel geweest onder het volk, hoewel het grotere deel verblind en verhard is. Dat deel is gestruikeld zoals de profeten al hadden aangekondigd.
Dan stelt Paulus een vervolgvraag. Zijn zij gestruikeld met de bedoeling om definitief te vallen? Ook daar is zijn antwoord: “Nee, volstrekt niet”. Door hun struikeling is Gods redding naar de heidenen gegaan. Maar dat betekent niet dat de heidenen zich kunnen verheffen boven Israël. Paulus legt het uit met een metafoor over de wortel en de takken van een olijfboom. God heeft takken afgebroken en de heidenen geënt op de olijfboom. Maar Hij kan ook de heidenen weer afbreken en Israël opnieuw enten.
Opbouw van deze studie
- Verzen 11-15: Paulus gaat in op het vallen van Israël;
- Het is geen definitieve val;
- Door hun struikeling is de zaligheid naar de heidenen gegaan;
- Paulus hoopt dat dit hen tot jaloersheid zal wekken;
- Vers 16: twee metaforen over Israël:
- De eerstelingen zijn heilig en daarom het deeg ook
- De wortel is heilig en daarom de takken ook
- Verzen 17-18: Heidenen hebben deel aan de Israëlitische wortel;
- Verzen 19-21: Heidenen gewaarschuwd tegen hoogmoed;
- Verzen 22-24: God is genadig voor de heidenen en streng voor Israël. Maar Hij kan ook Israël opnieuw enten.
Romeinen 11:11-15: Gestruikeld om te vallen?
11 Ik zeg dan: Zijn zij soms gestruikeld met de bedoeling dat zij vallen zouden? Volstrekt niet! Door hun val echter is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken.
12 Als dan hun val voor de wereld rijkdom betekent en hun verlies rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid!
13 Want tegen u, de heidenen, zeg ik: Voor zover ik de apostel van de heidenen ben, maak ik mijn bediening heerlijk,
14 om daardoor zo mogelijk mijn verwanten wat betreft het vlees tot jaloersheid te verwekken en enigen uit hen te behouden.
15 Want als hun verwerping verzoening voor de wereld betekent, wat betekent dan hun aanneming anders dan leven uit de doden?
Vers 11: Niet definitief gevallen
In vers 9 had Paulus geciteerd uit een Psalm van David. Hij profeteerde dat hun tafel een strik zou worden, een val en een struikelblok. Zij zijn gestruikeld over de steen des aanstoots. Vandaar dat Paulus nu de vraag stelt: Zijn zij gestruikeld om definitief te vallen? In vers 11 lijkt Paulus zichzelf tegen te spreken. Hij zegt dat het niet de bedoeling was dat ze zouden vallen, maar dat hun val de zaligheid naar de heidenen heeft gebracht. Zijn ze nu wel of niet gevallen? Een andere vertaling maakt duidelijk wat Paulus bedoelt. Hun “val” kan beter vertaald worden met hun overtreding:
Door hun overtreding is de behoudenis tot de volken gekomen (Telos vertaling),
of (NBV21) door hun overtreding konden de andere volken worden gered.
Verzen 12 en 15: Hun val en verlies is rijkdom voor de wereld
In de verzen 12 en 15 zegt Paulus drie keer hetzelfde, met iets andere woorden.
- Vers 12: Hun val (overtreding) betekent rijkdom voor de wereld
- Vers 12: Hun verlies betekent rijkdom voor de heidenen
- Hoeveel meer hun volheid
- Vers 15: Hun verwerping betekent verzoening voor de wereld
- hun aanneming leven uit de doden
Als hun val en hun verlies al rijkdom betekent voor de heidense wereld, hoeveel temeer hun volheid? Paulus kijkt hier vooruit naar een toekomst waar niet slechts een overblijfsel, een minderheid van Israël gelooft, maar een volheid, de meerderheid. Hun verwerping nu, staat tegenover hun aanneming straks. Paulus werkt dit verder uit vanaf Romeinen 11:25.
Verzen 13 en 14: Delen wij het verlangen van Paulus?
Paulus spreekt nu direct tot de heidenen: “Want tegen u, de heidenen, zeg ik”. Hoewel hij een apostel voor de heidenen is, verlangt hij ernaar dat ook zijn broeders naar het vlees gered worden (zie ook Romeinen 9:1-3 en 10:1). Paulus hoopt dat zijn bediening aan de heidenen ervoor zal zorgen dat de Joden jaloers worden. Al kan hij maar enigen uit hen behouden, dat zou zijn apostelschap aan de heidenen extra glans geven. We zien dat Paulus hier nog geen grote aantallen verwacht, dat is nog toekomst.
Helaas laat de kerkgeschiedenis zien dat de christelijke kerk dit verlangen van Paulus meestal niet heeft gedeeld. Laten wij als christenen uit de heidenen proberen om oprechte zorg en liefde voor Israël te laten zien. Zodat ze “jaloers” worden en nieuwsgierig naar Jezus, Die ook hun Messias is.
Romeinen 11:16: Eersteling en wortel
16 En als de eerstelingen heilig zijn, dan het deeg ook, en als de wortel heilig is, dan de takken ook.
In vers 16 geeft Paulus twee metaforen, waarvan hij de tweede verder zal uitwerken. Hij wil met deze beelden duidelijk maken hoe de verhouding is tussen Israël en de heidenen.
De eersteling en het deeg
De wet schreef voor dat de Israëlieten van het eerste deeg een koek als hefoffer moesten brengen. We lezen dat in Numeri 15:17-21. Als de eerste koek die aan God aangeboden werd heilig is, dan is daarmee ook de rest van het deeg geheiligd. Paulus past deze gedachte toe op Israël, geheiligd en apart gezet door God. Jeremia noemt Israël heilig voor de Heere, de eersteling van Zijn opbrengst:
Jeremia 2:2-3a
2 Ga ten aanhoren van Jeruzalem prediken: Zo zegt de HEERE: Ik denk aan u, aan de genegenheid van uw jeugd, aan de liefde van uw bruidsdagen, toen u achter Mij aan ging in de woestijn, in een land waarin niet wordt gezaaid.
3 Israël was heilig voor de HEERE, de eersteling van Zijn opbrengst.
Met de eerstelingen bedoelt Paulus het deel van Israël dat nu al gelooft. Het deeg is dan heel Israël.
De wortel en de takken
Het tweede beeld is van een heilige wortel en takken. Wie bedoelt Paulus met de wortel en wie zijn de takken? In aansluiting op het eerste beeld moeten we opnieuw denken aan Israël. De wortel van Israël zijn de aartsvaders: Abraham, Izak en Jakob. De takken is het volk wat uit deze vaders is voortgekomen.
Romeinen 11:17-18: Heidenen deel aan de wortel
17 Als nu enige van die takken afgerukt zijn, en u, die een wilde olijfboom bent, in hun plaats bent geënt en mede deel hebt gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom,
18 beroem u dan niet tegenover de takken. En als u zich beroemt: U draagt de wortel niet, maar de wortel u.
Er zijn takken afgebroken van de edele olijfboom en er zijn takken, uit een wilde olijfboom, geënt op de edele boom. Paulus denkt hier aan Israël en de heidenen. De afgebroken takken verwijzen naar het Joodse volk. Door ongeloof zijn zij afgebroken. Hoewel niet alle takken, want er zijn immers ook Israëlieten die de Heer hebben aangenomen. De heidenen zijn, als wilde loten, geënt op de edele olijfboom. Daarmee krijgen ze deel aan de beloften die gedaan zijn aan de vaderen, de wortel. Dat is bijvoorbeeld het zoonschap waar Paulus over gesproken heeft (Romeinen 9:4-5).
De nieuwe takken moeten zich niet beter voelen en verheffen tegen de afgebroken takken. Tenslotte krijgen de nieuwe takken hun voeding uit de Israëlitische wortel.
Romeinen 11:19-21: Waarschuwing tegen hoogmoed
19 U zult dan zeggen: De takken zijn afgerukt, opdat ik zou worden geënt.
20 Dat is waar. Door ongeloof zijn zij afgerukt en u staat door het geloof. Heb geen hoge dunk van uzelf, maar vrees.
21 Want als God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, dan is het ook mogelijk dat Hij u niet spaart.
De heidenen zouden kunnen denken dat de Joden moesten worden afgebroken om plaats te maken voor hen. Dat is de vervangingstheologie. Het is wel waar dat zij afgebroken zijn, maar niet om plaats te maken voor ons. Ze zijn afgebroken omdat ze niet geloofden. En wij, heidenen, zijn geënt en staan door geloof.
Verzen 20 en 21: Kunnen we afvallen van het geloof?
Waarschuwt Paulus ervoor dat individuele gelovigen kunnen worden afgebroken? We zagen in vorige studies dat Paulus in de hoofdstukken 9, 10 en 11 steeds de nadruk legt op volken en niet op individuen. In vers 13 begon hij deze metafoor met de woorden: “want tegen u, de heidenen, zeg ik”. Wij als heidengelovigen moeten ons niet verheffen boven Israël. Ook de kerk of denominatie waartoe wij behoren kan door God worden afgebroken. Het is de waarschuwing die de Here Jezus al gaf aan de gemeente van Efeze in Openbaring:
Openbaring 2:4-5
4 Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten.
5 Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.
Elke generatie gelovigen moet er voor kiezen om te staan in het ware geloof. Judas schrijft in zijn korte brief: “Ik werd genoodzaakt om u te schrijven met de aansporing om te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is” (Judas 1:3). Dat is een aansporing die steeds weer nodig is om afval van het ware geloof te voorkomen. Dat geldt voor kerkgenootschappen als geheel, maar ook voor de mensen die er komen. Lidmaatschap van een kerk of denominatie maakt je niet automatisch een wedergeboren kind van God.
Romeinen 11:22-24: God is zowel streng als genadig
22 Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God: strengheid over hen die gevallen zijn, over u echter goedertierenheid, als u in de goedertierenheid blijft. Anders zult ook u afgehouwen worden.
23 En ook zij zullen, als zij niet in het ongeloof blijven, geënt worden, want God is machtig hen opnieuw te enten.
24 Want als u afgehouwen bent uit de olijfboom die van nature wild was, en tegen de natuur in op de tamme olijfboom geënt bent, hoeveel te meer zullen zij die natuurlijke takken zijn, geënt worden op hun eigen olijfboom.
God is streng en oordeelt over het ongeloof van Israël. Door hun val zijn ze afgebroken van de edele olijfboom. Maar Hij is ook goedertieren, genadig voor de heidenen die geënt zijn. Zij moeten wel bij die goedertierenheid blijven, anders lopen ze hetzelfde gevaar om afgebroken te worden.
En het goede nieuws is dat God machtig is om Israël opnieuw te enten. En omdat zij de oorspronkelijke, natuurlijke takken zijn, kunnen zij zeker met succes geënt worden.
Samengevat
Paulus maakt in dit gedeelte van zijn brief duidelijk dat de struikeling van Israël niet hun definitieve val betekent. Wel is door hun struikelen het evangelie naar de heidenen gegaan. Dat mag niet tot hoogmoed leiden bij de heidenen. Ze hebben door geloof deel gekregen aan de wortel van de edele olijfboom. God is in staat om ook Israël opnieuw te enten.
De volgende studie is de laatste van hoofdstuk 11: Geliefden vanwege de vaderen: Rom.11:25-36 Daarmee ronden we ook het onderwerp af dat Paulus in de hoofstukken 9, 10 en 11 heeft besproken. De vraag of God trouw is gebleven aan Zijn beloften nu de Joden de Messias hebben verworpen. En of er nog een toekomstig herstel is voor Israël.
Kijk hier voor alle studies van Romeinen die online staan: Blog Romeinenbrief
Vragen of opmerkingen zijn altijd welkom.