Inleiding
In de eerste zes verzen van Romeinen 7 heeft Paulus laten zien dat wij als gelovigen niet meer onder de wet leven. Eerder in de brief had hij al gezegd dat de zonde toeneemt door de wet. Paulus lijkt de wet negatief te beoordelen. Dat roept natuurlijk vragen op, zeker bij de Joodse lezers van de brief. Vandaar de vraag in vers 7: Is de wet zonde? Zijn wet en zonde hetzelfde?
Nee, zegt Paulus, volstrekt niet. Maar de wet zorgt ervoor dat we de zonde gaan kennen als een bewuste overtreding van Gods richtlijnen. De wet geeft aan de zonde een gezicht en een naam.
In de rest van hoofdstuk 7 gaat Paulus uitleggen dat de wet goed is. Maar ook dat de wet ons niet helpt om goed te leven.
Opbouw van deze studie
Eerst kijken we naar hoe Paulus “ik” gebruikt in dit hoofdstuk. Als hij “ik” en “mij” schrijft, bedoelt hij dan alleen zichzelf of is dit inclusief zijn (Joodse) lezers? En denkt hij aan zijn vroegere ik, voor zijn bekering, of aan zijn nieuwe ik?
Daarna neem ik vers voor vers door hoe Paulus de vraag van Romeinen 7:7 beantwoordt. Op de vraag of de wet zonde is, legt Paulus uit:
- vers 7: Wat de wet goed heeft gedaan: de wet heeft de zonde zichtbaar gemaakt
- vers 8: Maar de zonde misbruikt de wet en leidt tot meer overtreding
- verzen 9 en 10: Paulus kijkt terug naar de tijd voor de wet en de komst van de wet
- vers 11: De zonde misbruikt de wet en leidt tot de dood
- vers 8: Maar de zonde misbruikt de wet en leidt tot meer overtreding
- vers 12: nu duidelijk is dat de zonde de schuldige is, kan Paulus concluderen dat de wet goed is
Wie is de “ik” in hoofdstuk 7?
Paulus gebruikt vanaf vers 7 vaak de eerste persoon enkelvoud. Hij heeft het over ik en mij. “Ik zou de zonde niet hebben leren kennen” (vers 7). “De zonde heeft mij misleid en daardoor gedood” (vers 11). Als we dit oppervlakkig lezen dan lijkt het alsof Paulus hier over zichzelf spreekt. Maar klopt dit wel? De “ik” van vers 9 kan niet over Paulus gaan: “Ik nu leefde voorheen zonder wet”. We weten dat Paulus nooit zonder de wet heeft geleefd. Hij heeft van jongs af aan geleefd volgens de wet van zijn voorvaders (zie Hand. 22:3 en Hand. 26:4-5).
De “ik” is een aanduiding van de mens die eerst leefde zonder wet. Toen de wet kwam probeerde de mens te leven volgens die wet. Maar de zonde werd juist door de wet geactiveerd en nam toe. Het gebod, wat leven had moeten geven, bracht de dood. Paulus herkent zichzelf in die mens. Hij was die mens die geprobeerd heeft om God te dienen onder de wet. Door “ik” te gebruiken brengt Paulus het heel dichtbij. Hij rekent er op dat zijn (Joodse) lezers zich ook in deze “ik” herkennen.
We zullen straks wat beter gaan kijken naar de verzen 9 en 10. We zien daar vingerwijzingen naar Adam en Eva, naar de Israëlieten en naar de mens in het algemeen. Maar voor nu is het belangrijk om te zien dat Paulus een algemeen beeld wil schetsen van wat de wet doet met de mens.
Hij gebruikt “ik” als verwijzing naar zichzelf inclusief zijn lezers. Het is bovendien zijn oude ik, die door de zonde werd misleid toen hij probeerde de wet te houden.
Romeinen 7:7: Is de wet zonde?
7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers ook niet geweten hebben dat begeerte [zonde was], als de wet niet zei: U zult niet begeren.
Paulus heeft negatieve dingen over de wet gezegd. Maar hij wil nu met klem benadrukken dat het niet aan de wet ligt.
Paulus gebruikt het woord “nomos” (wet) maar liefst 23 keer in hoofdstuk 7. En 6 keer het woord gebod. Bijna altijd gebruikt hij “nomos” om te verwijzen naar de wet van Mozes. Dat zien we hier in vers 7 ook. Paulus gebruikt het tiende gebod “U zult niet begeren” om uit te leggen hoe de wet werkt.
Door het gebod ontdekken we dat begeren een overtreding is van Gods richtlijnen. Zonder wet is er ook begeerte maar zijn we ons niet bewust van de ernst ervan. Door het gebod “U zult niet begeren” kennen we de wil van God en worden we schuldig verklaard als we begeren.
Romeinen 7:8: De zonde misbruikt de wet en wakkert begeerte aan
8 Maar de zonde heeft door het gebod een aanleiding gevonden en in mij allerlei begeerte teweeggebracht, want zonder de wet is de zonde dood.
Hier legt Paulus uit hoe de zonde werkt. Door het gebod wordt de zonde geprikkeld en actief. De zonde zorgt ervoor dat we juist dat willen wat de wet verbiedt. We hoeven hiervoor maar te denken aan Adam en Eva. Zij overtraden het eerste gebod van God:
Genesis 2:16-17
16 En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten,
17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
Het gebod was om niet van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. Maar door de leugen van satan, werd de verboden vrucht voor Eva begerenswaardig. Ze twijfelde aan Gods goede bedoelingen met het verbod en nam van de vrucht. Samen met Adam at ze ervan en de gevolgen waren rampzalig. Door de overtreding van Adam kwamen zonde en dood in de wereld (Romeinen 5:12).
Zonder de wet is de zonde dood
Het laatste deel van vers 8 kan verkeerd begrepen worden. Paulus bedoelt hier niet dat we zonder wet niet meer zondigen. Hij bedoelt dat de zonde van haar kracht is beroofd als er geen wet is. In 1 Korinthe zegt hij het zo:
1 Korinthe 15:56 (NBV21)
De angel van de dood is de zonde, en de zonde ontleent haar macht aan de wet.
Romeinen 7:9 en 10: De komst van de wet
9 Ik nu leefde voorheen zonder wet, maar toen het gebod kwam, is de zonde weer levend geworden. Ik echter ben gestorven.
10 En het gebod, dat tot leven [had moeten leiden], bleek [voor mij] de dood [te betekenen].
Vers 9: de zonde levend maar ik gestorven
Eerder heb ik al aangestipt dat Paulus het hier niet in de eerste plaats over zichzelf heeft. Hij beschrijft hoe het is gegaan in de geschiedenis van de mens in het algemeen en met de Joden in het bijzonder.
We zagen net al het voorbeeld van Adam en Eva. God had gezegd: “maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven”. We weten dat ze niet op die dag zijn gestorven, maar de dood was vanaf dat moment onvermijdelijk. Zoals Paulus in Romeinen 6:23 zegt: “het loon van de zonde is de dood”. Daarom kan hij hier zeggen “de zonde is levend geworden en ik ben gestorven”.
Paulus denkt hier ook aan het volk Israël. Voorheen leefde het volk zonder wet. Toen de wet kwam, bleek dat juist de zonde springlevend werd. Het falen van Israël om de wet te houden, laat zien hoe uitermate sterk de zonde is. Zelfs met een wet en de wens om die wet te houden, lukte het niet.
Vers 10: het gebod dat tot leven had moeten leiden, bracht de dood
En dat terwijl de wet van God bedoeld was om leven te geven:
Leviticus 18:4-5
4 Mijn bepalingen moet u houden en Mijn verordeningen moet u in acht nemen door daarnaar te wandelen. Ik ben de HEERE, uw God.
5 Mijn verordeningen en Mijn bepalingen moet u in acht nemen. De mens die ze houdt, zal erdoor leven. Ik ben de HEERE.
Nu blijkt dat de wet niet het leven maar de dood betekent voor de mens. Door de zonde die het gebod als aanleiding gebruikt om de overtredingen te laten toenemen.
Romeinen 7:11: De zonde misbruikt de wet en leidt tot de dood
11 Want de zonde heeft door het gebod een aanleiding gevonden en mij misleid en daardoor gedood.
Dit vers herhaalt het eerste gedeelte van vers 8. Paulus wil duidelijk gezegd hebben dat niet de wet schuld heeft maar de zonde. De zonde maakt misbruik van de wet. In vers 8 zei hij dat de zonde allerlei begeerte had opgewekt. Het bedrog van de zonde is dat ze vrijheid belooft maar de mens tot slaaf maakt. Het lijkt alsof we pas ten volle van het leven kunnen genieten als we Gods wil negeren. Maar dan laten we ons misleiden. Een leven zonder God, in dienst van de zonde, leidt tot de eeuwige dood.
Romeinen 7:12: Conclusie over de wet
12 Zo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.
Het ligt dus niet aan de wet. Paulus heeft uitgelegd dat het de zonde is die misbruik maakt van de wet. Het is niet zo dat de wet niet deugt. Integendeel. De wet is heilig en rechtvaardig en goed.
Dat roept een volgende vraag op. Die vraag vinden we in vers 13. Heeft dan de wet, die goed is, mijn dood veroorzaakt?
Tot slot
In de Herziene Statenvertaling staat vers 13 nog bij deze perikoop en begint de volgende perikoop met vers 14. Dit is een ongelukkige knip in het verhaal van Paulus. We hebben inmiddels gezien dat Paulus steeds een vraag gebruikt om zijn verhaal structuur te geven. Vers 13 is een nieuwe vraag en hoort te staan aan het begin van de volgende perikoop. De Statenvertaling en de NBG51 doen dit wel goed.
De conclusie van dit gedeelte was dat de wet niet zonde is, maar heilig, rechtvaardig en goed. Maar we weten dat de wet niet tot leven heeft geleid, hoewel dat de bedoeling was, maar tot de dood. Dat is aanleiding voor een nieuwe vraag: Is dan het goede de oorzaak van mijn dood geworden? Die vraag beantwoordt Paulus in de rest van hoofdstuk 7.
De volgende studie over Romeinen 7:13-26 zullen we dan ook beginnen met die vraag.
Eerdere studies van Romeinen zijn hier te vinden: Romeinen studies
Vragen of opmerkingen zijn altijd welkom.
Als je mijn blog volgt, krijg je een mail als er een nieuwe blog online komt.
Volg je nog niet, zoek dan de knop “volgen” en vul je e-mail adres in. Lees je dit op een computer, dan staat de knop bovenaan. Lees je op een tablet of telefoon dan staat de knop onderaan.
Dankjewel Jolande….zo mooi weer uitgelegd. Fijn om nog een keer te lezen
Liefs en zegen…