Inleiding
Paulus heeft nog steeds als doel om de lezer, Jood én heiden te laten zien dat niemand rechtvaardig is. Alle mensen vallen van nature onder de toorn van God. In hoofdstuk 1 sprak hij over de mensen in het algemeen. Ze hebben God vaarwel gezegd en volgen hun eigen hartstochten. (terug te lezen in deel 4, De toorn van God over de heidenen: Rom.1:18-32)
In hoofdstuk 2:1-11 spreekt Paulus de lezer aan die zich moreel beter voelt dan anderen en denkt dat hij niet onder het oordeel valt. Dit zijn de mensen die anderen oordelen maar niet beseffen dat zij zich aan dezelfde zonden schuldig maken. Alle mensen verzamelen toorn, zolang ze het geduld van God niet aangrijpen om zich te bekeren. Dit geldt voor zowel de Jood als de Griek. (terug te lezen in deel 5: Niemand te verontschuldigen: Rom.2:1-11)
In het vervolg van hoofdstuk 2 legt Paulus uit waarom het bij Gods oordeel niet uitmaakt of je Jood bent of Griek. We kunnen het hoofdstuk als volgt indelen:
- De verzen 12-16: Op de dag van Gods oordeel, zal Hij alle mensen oordelen, of ze nu zonder of met de wet geleefd hebben.
- De verzen 17-24: Joden kunnen niet steunen op de wet. Het is niet voldoende om de wet te hebben en Gods wil te kennen.
- De verzen 25-29: Besnijdenis heeft geen nut als je de wet niet in acht neemt.
punt 1: verzen 12-16
In deze studie gaan we kijken naar de verzen 12 tot en met 16. Daar staat dat er een oordeel komt over zowel de mensen die zónder, als die mét de wet geleefd hebben. In een tussenzin spreekt Paulus over heidenen die van nature de wet houden. We gaan kijken wie hij hiermee bedoelt.
punt 2: verzen 17-24
In de verzen 17 tot en met 24 legt Paulus uit dat de Joden, ondanks dat ze de wet hebben, toch niet aan het oordeel ontkomen. Het hebben van de wet en het kennen van Gods wil rechtvaardigt niemand. Dit hangt nauw samen met het volgende punt: de besnijdenis.
punt 3: verzen 25-29
De vertalers hebben boven deze verzen een nieuw kopje gezet: De Joden en de besnijdenis. In deze verzen, bespreekt Paulus dat ook de besnijdenis de Joden niet vrijwaart van het oordeel. Wet en besnijdenis zetten de Joden apart van de heidenen en sommige Joden beroemden zich daarin. Ze dachten dat God hen genadiger zou behandelen dan de heidenen op de dag van het oordeel. Maar Paulus legt uit dat het hebben van de wet je niet rechtvaardig maakt. En het besneden zijn heeft geen waarde als je de wet niet houdt.
Nadruk in deze studie
Over punt 1, de verzen 12-16, is al zoveel te zeggen, dat ik in deze studie niet toekom aan het tweede punt. De verzen 17-24 behandel ik in een volgende blog.
In dit blog:
- Beginnen we met de hoofdzin van Paulus, die bestaat uit de verzen 12 en 16. Als we de tussenzin overslaan dan zien we de hoofdgedachte: De wet maakt weinig verschil op de dag van het oordeel.
- Daarna nemen we de verzen 13-15 onder de loep. Het is een tussenzin waarin Paulus toelicht waarom het hebben van de wet niet voldoende is. Horen van de wet is iets anders dan doen wat de wet vraagt. Toch zijn er heidenen die laten zien dat het werk van de wet in hun hart geschreven is. We onderzoeken wie Paulus daarmee bedoelt.
De wet maakt geen verschil, vers 12 en 16
12 Want zij die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan, en zij die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden.
13 Niet de hoorders van de wet zijn immers rechtvaardig voor God, maar de daders van de wet zullen gerechtvaardigd worden.
14 Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet [zegt], zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet.
15 Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart. Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar.
16 [Zo zal het gaan] op de dag wanneer God de verborgen dingen van de mensen zal oordelen door Jezus Christus, overeenkomstig mijn Evangelie.
We kijken eerst naar de hoofdgedachte die Paulus verwoordt in de verzen 12 en 16. In vers 16 gaat het over de dag waarop God de verborgen dingen van de mensen zal oordelen. Dat is de dag die hij ook al noemde in de verzen 5 tot en met 10 van dit hoofdstuk. De dag van de toorn waarop zal blijken of een mens “heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid” heeft gezocht of dat hij ongehoorzaam aan de waarheid is geweest. In dat laatste geval heeft hij toorn verzameld.
Merk op dat hier staat dat God de verborgen dingen zal oordelen. Niet alleen de werken die zichtbaar waren aan de buitenkant, maar God zal het hart van de mensen beoordelen.
Op die dag zal blijken dat het niet uitmaakt of je de wet wel of niet had. De Griek die zonder wet gezondigd heeft, zal zonder die wet verloren gaan. De Jood, die de wet wel had, zal door die wet geoordeeld worden. Beiden vallen onder het oordeel.
In een tussenzin gaat Paulus dit verder uitleggen.
Kan iemand aan de wet voldoen?
De verzen 13, 14 en 15 vormen een tussenzin die ons op het verkeerde been kan zetten. “De daders van de wet zullen gerechtvaardigd worden”, zegt Paulus in vers 13. Bedoelt hij daarmee werkelijk dat het mogelijk is om gerechtvaardigd te worden door het houden van de wet? Nee, dit kan hij niet bedoelen omdat hij in het volgende hoofdstuk deze hele uiteenzetting afsluit met:
Romeinen 3:20
Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde.
Dezelfde gedachte vinden we ook in de Galatenbrief:
Galaten 2:16
[wij] weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in [van] Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.
Heidenen die van nature doen wat de wet zegt?
Zijn er niettemin toch mensen die daders van de wet zijn? Paulus spreekt in de verzen 14 en 15 over heidenen die van nature doen wat de wet zegt. Hij schrijft:
14 Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet [zegt], zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet.
15 Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart. Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar.
Is het ‘werk van de wet geschreven in het hart’ het geweten van de mens?
Soms legt men deze verzen zo uit dat alle mensen een ingeschapen idee van Gods wet hebben. Dat ingeschapen besef is dan gelijk aan het geweten. Men denkt dat Paulus bedoelt dat de heidenen door te luisteren naar hun geweten, zichzelf tot wet kunnen zijn.
Maar laten we deze uitleg eens kritisch bekijken.
- Het eerste wat opvalt is dat Paulus niet spreekt over de heidenen, maar over heidenen. Hij laat het lidwoord weg en daaruit blijkt dat hij niet ‘de heidenen’ in het algemeen bedoelt. Er zijn heidenen die zichzelf tot wet zijn, zegt hij. Maar hij heeft hier niet alle heidenen op het oog.
- In vers 15 staat dat het geweten mee getuigt en bevestigt wat in het hart geschreven is. Het geweten kan daarom niet hetzelfde zijn als dat wat in het hart geschreven is.
- Jeremia (Jer. 31:33) spreekt over een tijd wanneer God de wet zal schrijven in de harten van mensen. Hij verbindt deze uitdrukking aan de start van het nieuwe verbond:
Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.
Ik ben er van overtuigd dat iedereen (Jood én heiden) een geweten heeft. God heeft alle mensen geschapen met een besef van goed en kwaad. Maar Paulus wijst hier niet naar een geweten wat alle mensen hebben, maar naar een speciale groep heidenen bij wie het ‘werk van de wet’ in hun hart geschreven is.
Werk van de wet tegenover werken van de wet
Als we nauwkeurig lezen dan valt op dat Paulus het in vers 15 heeft over een enkelvoud: “het werk van de wet”. Dit in tegenstelling tot bijna alle andere Schriftplaatsen waar sprake is van een meervoud: “werken van de wet”.
De uitdrukking “werken van de wet” lezen we 4 keer in de Romeinenbrief:
- Romeinen 3:20 Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde.
- Romeinen 3:27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door welke wet? Van de werken? Nee, maar door de wet van het geloof.
- Romeinen 3:28 Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet.
- Romeinen 9:32 Waarom [niet]? Omdat zij [die] niet uit geloof [zochten], maar als uit werken van de wet. Want zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots,
en 6 keer in Galaten:
- Galaten 2:16 [wij] weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in [van] Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.
- Galaten 3:2 Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?
- Galaten 3:5 Hij dan Die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, [doet Hij dat] uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?
- Galaten 3:10 Want allen die uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen.
Merk op dat al deze verzen die ‘werken van de wet’ noemen, een negatieve klank hebben. De werken staan tegenover geloof en zorgen niet voor rechtvaardiging.
Werk van de wet
De verwijzing naar een enkelvoudig “werk van de wet” zien we alleen in Romeinen 2:15 en in de brief van Jakobus:
Jakobus 1:25
Hij echter die zich in de volmaakte wet verdiept, die van de vrijheid, en daarbij blijft, die zal, omdat hij niet een vergeetachtige hoorder geworden is, maar een dader van het werk, zalig zijn in wat hij doet.
Deze twee zijn positief. Jakobus en Paulus spreken allebei in positieve zin over het werk van de wet.
Werken van de wet kunnen je niet rechtvaardigen. Maar het werk van de wet kan wel in je hart geschreven worden. Ik denk dat Paulus hier verwijst naar heidenen die geloven en zich uitstrekken naar de volmaakte wet om God lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelf.
Jakobus noemt het de wet van de vrijheid.
Johannes noemt dit in 1 Joh.2:7 en 8 het oude gebod, dat toch ook een nieuw gebod is: Broeders, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat u vanaf het begin hebt gehad; dit oude gebod is het woord dat u vanaf het begin hebt gehoord. Toch schrijf ik u een nieuw gebod, dat waar is in Hem en in u, want de duisternis gaat voorbij en het ware licht schijnt reeds.
Paulus verwijst hier dus niet naar het geweten wat alle mensen hebben. En hij bedoelt ook niet dat het volbrengen van bepaalde werken van de wet ons rechtvaardigt in de dag van het oordeel. Maar er zijn heidenen die gehoor geven aan het evangelie en die het werk van de wet in hun hart hebben.
Conclusie
Het is belangrijk om te herkennen dat Paulus in de eerste drie hoofdstukken van de Romeinenbrief een lang betoog houdt. Alle stukken in dit betoog werken toe naar een climax. De eindconclusie is dat de mens niet voor zijn eigen rechtvaardiging kan zorgen. Niet door netjes of moreel aanvaardbaar te leven en niet door de wet te hebben en Gods wil te kennen. En ook niet door de besnijdenis als uiterlijk teken te hebben.
Vanaf hoofdstuk 3:21 komt Paulus met zijn conclusie dat God Zijn gerechtigheid openbaart uit en door geloof. Tegelijk tilt hij in dit hoofdstuk regelmatig een tip van de sluier op om te laten zien dat er gerechtigheid van God mogelijk is.
- In vers 7 sprak hij over mensen die heerlijkheid, eer en onvergankelijk zoeken. Zij hebben het geduld van God aangegrepen om zich te bekeren en volharden in het goeddoen.
- In deze studie hebben we naar de verzen 13 tot en met 15 gekeken en gezien dat er heidenen zijn bij wie het werk van de wet in hun hart geschreven is.
- En in het gedeelte over de besnijdenis zullen we zien dat er iets is als de besnijdenis van het hart. Daarover meer in een volgende studie.
In het volgende blog zal ik verder ingaan op de verzen 17 tot en 24 van deze perikoop waar Paulus toekomt aan het eigenlijke onderwerp: De Joden en de wet (2): Rom.2:17-24
Vragen of opmerkingen zijn altijd welkom.
Als je mijn blog volgt, krijg je een mail als er een nieuwe blog online komt.
Volg je nog niet, zoek dan de knop “volgen” en vul je e-mail adres in. Lees je dit op een computer, dan staat de knop bovenaan. Lees je op een tablet of telefoon dan staat de knop onderaan.
Werken van de wet ’t,o. Werk enkelvoud was me nog nooit opgevallen. Heel knap en verhelderend
Wat sluit dit mooi aan op de preek van zondag!!!
Heel mooi…dankjewel
“Werk van de wet tegenover werken van de wet”. Wat een verhelderend stuk. Dank je wel!