Inleiding
In dit deel van zijn brief aan de Romeinen begint Paulus zijn boodschap af te ronden. Hij legt hen uit waarom heeft hij deze brief heeft geschreven en wat zijn plannen voor de toekomst zijn.
Hij prijst het geloof en de kennis van de gelovigen in Rome. Toch heeft hij hen met vrijmoedigheid geschreven om hen te herinneren aan wat ze zelf al weten. Hij beschrijft zijn eigen bediening als een “priesterlijke taak”, waarin hij de heidenen tot een aanvaardbare offergave voor God wil maken.
Opbouw van dit gedeelte
In dit gedeelte :
- Verzen 14-16: bemoedigt hij de gelovigen en legt uit waarom hij deze brief heeft geschreven;
- Verzen 17-19: vertelt hij dat alles dankzij Christus is, wat hij onder de heidenen heeft bereikt;
- Verzen 20-21: hij wilde het liefst naar plaatsen gaan waar het Evangelie nog niet was gebracht;
- Verzen 22-24: daarom is hij nog niet in Rome geweest, maar nu past het in zijn plannen om Rome te bezoeken op zijn doorreis naar Spanje.
Romeinen 15:14-16: Waarom heeft Paulus hen geschreven?
14 Nu ben ik ervan overtuigd, mijn broeders-ook ikzelf met het oog op u-dat u zelf ook vol bent van goedheid, vervuld met alle kennis, in staat ook elkaar terecht te wijzen.
15 Maar ik heb u ten dele op nogal gedurfde toon geschreven, broeders, als om u hieraan te herinneren, vanwege de genade die mij door God gegeven is,
16 om een dienaar van Jezus Christus te zijn voor de heidenen, door het Evangelie van God als een priester te dienen, opdat het offer van de heidenen welgevallig zou zijn aan God, geheiligd door de Heilige Geest.
Verzen 14 en 15: Hoe Paulus de gelovigen in Rome ziet
Paulus begint met een verontschuldiging. Ze moeten niet denken dat hij deze brief heeft geschreven om hen te vermanen of terecht te wijzen. Hij is er van overtuigd dat de gelovigen in Rome zelf voldoende kennis hebben om elkaar terecht te wijzen. Waarom heeft hij dan toch zo vrijmoedig geschreven? Hij wilde hen herinneren aan wat ze al weten én het is zijn bediening, van God ontvangen, om de heidenen het evangelie te brengen.
Vers 16: Bediening van Paulus
Paulus gebruikt in vers 16 termen die doen denken aan de offerdienst. Zijn werk onder de heidenen ziet hij als een priesterlijke bediening. En de heidenen die tot geloof komen, zijn als een welgevallig offer voor God, geheiligd door de Geest. In hoofdstuk 12:1 riep hij de gelovigen al op om hun lichamen aan God te wijden als een levend offer. Paulus ziet ook zijn eigen leven en bediening als een offer. Aan de Filippenzen schrijft hij dat zijn leven als een drankoffer is dat uitgegoten wordt over het offer dat zij door hun dienst aan God brengen :
Filippenzen 2:17
Maar al word ik ook als een plengoffer uitgegoten over het offer en de bediening van uw geloof, ik verblijd mij en ik verblijd mij met u allen.
Een plengoffer was in het Oude Testament een offer van wijn of sterke drank wat gegoten werd over een ander offer. Bijvoorbeeld over het lam van het morgen- en avondoffer (Numeri 28: 2-10).
Ook in de levensgeschiedenis van David lezen we over een plengoffer. David goot het water, dat drie van zijn helden met gevaar voor eigen leven uit de waterput van Bethlehem hadden geput, als plengoffer voor de Heer uit (2 Samuël 23:14-17).
Romeinen 15:17-21: Roem in Christus Jezus
17 Zo heb ik dan roem in Christus Jezus in de dingen die God aangaan.
18 Want ik durf het niet aan iets te zeggen wat Christus niet door mij teweeggebracht heeft, om de heidenen tot gehoorzaamheid te brengen, in woord en daad,
19 door de kracht van tekenen en wonderen en door de kracht van de Geest van God. Zo heb ik dan van Jeruzalem af en rondom, tot Illyricum toe, het Evangelie van Christus vervuld.
20 En evenzo stelde ik er een eer in om het Evangelie daar te verkondigen waar Christus nog niet genoemd was, om niet op het fundament van een ander te bouwen.
21 Maar zoals geschreven staat: Zij aan wie niets over Hem verkondigd was, zullen het zien, en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen.
Verzen 17, 18 en 19: Niet in eigen kracht
Paulus haast zich te zeggen dat hij zijn bediening niet in eigen kracht heeft gedaan. Hij dankt alles aan Christus Jezus en roemt in wat Christus door hem heen heeft gedaan onder de heidenen. Niet door zijn eigen kracht, maar door de kracht van Gods Geest en door tekenen en wonderen.
Het boek Handelingen bevestigt dat het werk van Paulus onder de heidenen inderdaad gepaard ging met tekenen en wonderen. In Handelingen 14 lezen we dat hij met Barnabas in Ikonium was:
Handelingen 14:3
Zij verbleven daar [Ikonium] dan lange tijd en spraken vrijmoedig, in vertrouwen op de Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord van Zijn genade en tekenen en wonderen door hun hand liet gebeuren.
Als ze in Jeruzalem komen, vertellen ze de andere apostelen en oudsten over hun werk:
Handelingen 15:12
En heel de menigte zweeg, en zij hoorden Barnabas en Paulus vertellen wat voor grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had.
In 2 Korinthe en 1 Thessalonicenzen schrijft Paulus ook dat zijn werk bevestigd werd door tekenen en wonderen en de kracht van de Heilige Geest.
2 Korinthe 12:12
De tekenen van een apostel zijn onder u verricht, in al mijn volharding, in tekenen, wonderen en krachten.
1 Thessalonicenzen 1:5
Want ons Evangelie is niet alleen met woorden tot u gekomen, maar ook met kracht en met de Heilige Geest en met volle zekerheid. U weet immers hoe wij in uw midden geweest zijn ter wille van u.
Vers 20: Het werkterrein van Paulus
Paulus heeft het evangelie van Christus van Jeruzalem af tot Illyricum toe vervuld (vers 19). De landstreek Illyricum lag aan de Adriatische zee; waar nu Albanië, Bosnië en Kroatië zijn. Hij bracht het evangelie bij voorkeur op de plaatsen waar Christus nog niet bekend was. Hij wilde niet op het fundament van een ander bouwen, maar daarheen gaan waar Christus nog niet verkondigd was.
In de tweede Korinthebrief schrijft hij uitgebreider over wat hij als zijn werkterrein beschouwt. De grenzen daarvan zijn door God bepaald. Vanuit Handelingen en de Galatenbrief weten we dat Petrus naar de Joden en Paulus naar de heidenen zou gaan (Handelingen 9:15, 22:21, Galaten 2:7-9) Ook in de Korinthebrief zien we zijn voorkeur om het evangelie in nieuwe gebieden te prediken. Hij had de gemeente in Korinthe gesticht en wilde verder trekken als zij voldoende gegroeid waren in het geloof:
2 Korinthe 10:13-16 (vertaling NBV21)
13 Wij daarentegen willen niet buiten onze grenzen treden als we ons op iets beroemen, we blijven binnen de grenzen die God ons heeft gesteld. Ook u valt daarbinnen.
14 U behoort tot ons gebied, dus wij overspelen onze hand niet. We hebben immers ook bij u als eersten het evangelie van Christus gebracht.
15 Wij treden niet buiten onze grenzen, wij beroemen ons niet op de inspanningen van anderen. Wel hopen we dat uw geloof blijft groeien en dat we bij u op steeds grotere steun kunnen rekenen voor ons werk binnen de grenzen die God voor ons heeft vastgesteld,
16 zodat we het evangelie ook in verder gelegen gebieden kunnen verkondigen. We willen ons niet laten voorstaan op de resultaten in andermans gebied.
We zien dat Paulus aan Rome en aan Korinthe over hetzelfde thema schrijft. De uitbreiding van het evangelie, het roemen van Paulus niet in eigen werk maar in de bediening die hij van God heeft ontvangen. Zijn voorkeur om te werken in een gebied waar hij als eerste het Evangelie kan brengen. En het verlangen om door te reizen naar nieuwe gebieden.
Vers 21: Citaat uit Jesaja
In vers 21 citeert Paulus een profetie uit Jesaja 52. Het gaat in Jesaja 52 en 53 over de Knecht des Heeren. Jesaja profeteert dat de heidenvolken die nog nooit over die Knecht, de Messias gehoord hadden, die zullen het zien en begrijpen. Daarom gaat Paulus naar plaatsen waar Christus nog niet genoemd was en vervult daarmee de profetie van Jesaja:
Jesaja 52:15
zó zal Hij vele heidenvolken besprenkelen, koningen zullen vanwege Hem sprakeloos staan. Want zij aan wie het niet verteld was, zullen het zien, en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen.
Romeinen 15:22-24: Waarom is hij nog niet gekomen
22 Daarom was ik ook vaak verhinderd om naar u toe te komen.
23 Nu ik echter in deze streken geen arbeidsveld meer heb, en ik sinds vele jaren een groot verlangen heb naar u toe te komen,
24 zal ik, wanneer ik naar Spanje reis, naar u toe komen. Ik hoop u namelijk op doorreis te zien en door u op weg daarheen verder geholpen te worden, als ik eerst wat van de ontmoeting met u genoten zal hebben.
Daarom is hij tot nu toe nog niet in Rome geweest. Hij wilde eerst het evangelie brengen op de plaatsen waar het nog niet verkondigd was. In Rome was al een gemeente. Hij verlangde ernaar hen te bezoeken maar ze behoorden niet tot zijn eerste arbeidsveld. Maar nu Christus verkondigd is van Jeruzalem af tot Illyricum toe, hoopt hij via Rome naar Spanje te reizen. Dan wil hij hen zien op doorreis en door hen verder geholpen worden. Hij hoopt en verwacht dat zij hem zullen ondersteunen. Dat kan inhouden financiële hulp, praktische voorzieningen voor de reis, aanbevelingsbrieven voor contacten onderweg, en geestelijke steun in gebed. Maar niet zonder eerst van hun gezelschap te hebben genoten. Al in hoofdstuk 1:11 had hij gezegd hoe vurig hij ernaar verlangde om hen te zien. En nu is daar eindelijk het goede moment.
Tot slot
Paulus heeft in dit gedeelte uitgelegd waarom hij nog niet in Rome is geweest. Hij wil graag komen en nu lijkt de tijd rijp. Het sluit aan bij zijn plannen om naar Spanje te reizen en hij heeft zich voorgenomen om dat via Rome te doen.
In de volgende studie zullen we de rest van hoofdstuk 15 behandelen. Daar schrijft hij dat hij eerst naar Jeruzalem reist.
Heb je een vraag of opmerking over deze studie? Voel je vrij om hieronder te reageren.
Wil je een e-mail krijgen als ik een nieuwe studie heb geplaatst, meld je dan aan via de knop volgen.
Alle studies over de Romeinenbrief zijn hier te vinden: Blog Romeinenbrief