De eerste stap in deze studie is het kijken naar de context van Fil.2:12 en 13.
Lees een brief of klein Bijbelboek het liefst één keer helemaal door. Je hebt ongeveer een kwartier nodig om de Filippenzen brief met aandacht te lezen.
Lees nu hoofdstuk 2:1-18 nog een keer. In deze paragraaf worden de Filippenzen aangespoord om eensgezind te zijn en oog te hebben voor de ander. In een lange tussenzin wijst Paulus op de gezindheid van Christus. Als je vanuit vers 4 direct door leest in vers 12 dan heb je de tussenzin overgeslagen.
1 Als er dan enige bemoediging is in Christus, als er enige troost is van de liefde, als er enige gemeenschap is van de Geest, als er enige innige gevoelens en ontfermingen zijn,
2 maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u eensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel bent en één van gevoelen.
3 Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf.
4 Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.
5 Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was,
6 Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn,
7 maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden.
8 En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.
9 Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam,
10 opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn,
11 en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.
12 Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven.
13 want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.
14 Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen,
15 opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld,
16 door vast te houden aan het Woord van het leven, mij tot roem met het oog op de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb hardgelopen en mij ook niet tevergeefs heb ingespannen.
17 Maar al word ik ook als een plengoffer uitgegoten over het offer en de bediening van uw geloof, ik verblijd mij en ik verblijd mij met u allen.
18 En u verblijdt zich ook daarover; verblijd u dan met mij.